Echt, stond ik vanochtend toch weer voor gek. Of voor ''moeder die d'r kind
niet op kan voeden'', meer. Ik moest even bloed prikken voor ijzer en reed
meteen na klein meisje op school te hebben gebracht door naar de bloedprikker.
In de wachtkamer was het jongetje voorbeeldig. Speelde lief met speelgoedjes,
maakte wat bescheiden zie-mij-eens-lief-spelen geluidjes en lachte lief naar de
oudere meneer die beweerde dat wij met drie jongere kindertjes prachtige jaren
tegemoet gaan. (wanneer, dat zei ie er dan weer niet bij maar het klonk alsof
ie het over de nabije toekomst had)
Na een kwartiertje kon ik me laten prikken. Ik dat kamertje in, klein
jongetje ook en hij meteen naar de ruimte er achter. Nee, mag niet. Nou, dan
met de deur vervelen. Nee, mag niet. Dan aan laadjes trekken. Nee, mag niet.
Dan maar heel even stilstaan en rondkijken. Nee dat mag nnn...dat mag wel.
Alleen was het vooral rondkijken om te kijken wat er nog meer te ontdekken
valt. Toomblauw!!! riep ie na een paar engelachtige seconden en greep naar de
bloedbuisjes met blauwe dopjes (blauw is zijn lievelingskleur, want Thomas de
Trein is blauw). Uit zijn handen getrokken, tik op z'n handje en
verontschuldigingen gemaakt. Met zijn andere hand probeerde ie toch nog even of
die laadjes echt niet open konden.
''Och, we zijn allemaal klein geweest'' zei de prikvrouw. ''Dat kan wel
zijn, maar we waren niet allemaal zo strontvervelend'', zei ik. Daar was ze het
geloof ik wel mee eens.
Ik geloof dat het nog wel gelukt is om bloed af te nemen, in elk geval zat er niet nog een naald in mijn arm toen ik thuiskwam.